Blog

EERST HARD ..…. DAN LANGER.

Dit is een ingekorte en bewerkte versie van een oud artikel, maar nog steeds erg actueel.

We lopen met steeds meer mensen steeds langzamer. In 2021 liepen maar 11 Nederlandse mannen onder de 2.20 uur op de marathon. Op de 10 km waren er slechts 7 prestaties op de weg en 3 op de baan onder de 29 minuten. Ter vergelijking: De Zeeuwse records van John Vermeule bedragen 2.12.22 uur en 28.38.01 min. en werden al gelopen in 1989 en 1993. Onder de 28 minuten liep er in 2021 niemand in ons land en dat heb je internationaal toch nodig. Behalve 1 loper op de marathon en 1 loper op de 5000 m hadden we dit jaar geen afvaardiging op de langere afstanden bij het laatste WK in Boedapest.

Bij de vrouwen een iets rooskleuriger beeld met 3 deelneemsters op 5000 en/of 10000 meter in Hongarije en in ieder geval medailles voor Sifan Hassan. Maar wat als Hassan stopt? Krijgt het Nederlandse hardlopen dan nog een keer zo’n cadeau? De afgelopen jaren zijn er echt wel talenten verschenen, maar ook weer net zo snel verdwenen. Als je het piramideprincipe in acht neemt, zouden er uit ongeveer een paar miljoen hardlopers toch wel tien internationale toppers en zeker honderden subtoppers moeten voortvloeien. Dat is helaas niet het geval. We hebben soms een paar uitschieters en daarachter de grote leegte. We doen het dus niet goed.

Maar wat doen we verkeerd? Richten we ons te veel op de recreant? Mankeert er iets aan de training of is de complete gedachte achter het hardlopen fout? Bekijk de meeste schema’s en we zien dat er wordt uitgegaan van veel uithouding in een zeer traag tempo. Iedereen moet direct een halve of hele marathon kunnen uitlopen. De tijd is onbelangrijk. Leuk en aardig voor die lopers, maar het hardlopen heeft er niets aan en veel van deze recreanten houden het na die marathon weer voor bekeken. Ik heb geen cijfers, maar het verloop is m.i. groot.

Daarom mijn “nieuwe” methode: Eerst hard…..dan langer! Nieuw? Eigenlijk niet. Toen ik in 1964 met lopen begon deden we algemene atletiektraining en als loper begon je met de 600 meter. Later 1500 en zo verder naar de 3000. De meeste junioren liepen een 3000 meter dik onder de 11 minuten. Er werd vooral op snelheid getraind en duurlopen gingen in een groep spelenderwijs zelfs met wandelpauzes tot maximaal 10 km. Pas bij de senioren mocht er 5000 en 10000 op de baan gelopen worden. Met de snelheid van de 3000 waren tijden onder respectievelijk 20 en 40 minuten een eitje. Voor deelname aan wegwedstrijden tussen 15 km en marathon moest er wel langer getraind worden, maar door een verstandig tempo te kiezen in deze wedstrijden, bijvoorbeeld beste 10 km + 2 minuten, liep je toch een redelijke tijd. En dat zonder overdreven veel kilometers in de week te maken. De kans op blessures, zoals bij de huidige schema’s, was dus niet zo groot. We bleven trouwens meedoen aan baanwedstrijden van 3000-10000 meter om de snelheid te behouden. In de winter liepen we vooral veel crossen. We hadden wel het voordeel dat we niet moesten leren lopen met een Start to Run programma. Wij liepen gewoon tot het niet meer ging, even wandelen en verder. Deze achtergrond is de basis voor mijn methode. Is dit alleen voor fanatieke lopers? Natuurlijk niet. Iemand met een streeftijd van 4 uur op de marathon kan hier ook zijn voordeel mee doen. Ik liep nog 3.35 uur met een weekgemiddelde van 52 km, een langste duurloop van 24 km en een niveau van ongeveer 43 minuten op de 10 km. Toen ik iets jonger was, haalde ik 3.06 uur met een weekgemiddelde van 70 km, wel 5 weken daarvoor een marathon in 3.11 uur en een basisniveau van 39 minuten op de 10 km.

Wie meer wil weten over deze “methode”, moet maar even een mail sturen naar jacroose@hetnet.nl of wachten op het vervolg op deze website.

Geen Commentaar

Geef Commentaar