Blog

AUSTRALIË EN NIEUW ZEELAND HET HARDLOOPPARADIJS

De 2 mannen op de foto kennen jullie waarschijnlijk niet. Logisch want de man met het petje woont al tientallen jaren in Australië. Hij heet Kees van Dalen en hij was rond 1970 één van de grootste hardlooptalenten in Zeeland. Als junior liep hij al 3.59 en 8.39 minuten over respectievelijk de 1500 en 3000 meter. Helaas is het er door andere activiteiten niet helemaal uitgekomen, maar 15.10 en 31.45 minuten over 5 en 10 km op de baan zijn toch mooie tijden. 

De andere man is Koos Oggel uit Kapelle en op dit moment op vakantie in Australië. Koos was in die tijd ook een verdienstelijke hardloper. Op de baan 5000 meter in 15.39 minuten, 10000 meter in 32.33 minuten en op de 3000 meter steeple 9.49 minuten. Ook op de weg kon Koos goed uit de voeten met o.a. 1.07 uur op de toen populaire 20 km en 2.42 uur over de marathon. Maar Koos was bovenal trainer bij AV’56 en dus ook van Kees.

Toen ik dit fotootje ontving uit de andere kant van de wereld gingen mijn gedachten naar de legendarische hardlopers en trainers uit dit continent en leek het me leuk om daar iets over te vertellen. De kans is groot dat je wel eens iets gelezen hebt over de “methode Lydiard” en deze trainer uit Nieuw Zeeland was zo iemand. Hij werd begin jaren 70 zelfs coach van de Finse hardlopers en de Fin Lasse Viren werd zowel in 1972 als 1976 olympisch kampioen op de 5000 en 10000 meter. Ik moet wel vermelden dat aan de Lydiardmethode door sommige atleten en trainers een eigen invulling werd en wordt gegeven.

Hoe zag de training van Arthur Lydiard er globaal uit? Hij ging uit van veel uithouding en jaarlijks 1 piek gedurende 4 á 6 weken. Voor de meesten was dat tijdens baanwedstrijden en soms de marathon. De rest was voorbereiding. Ook dan werden er wedstrijden gelopen, maar het resultaat was ondergeschikt. Middenafstandslopers deden op die manier mee aan crossen en langere wegwedstrijden. Na het wedstrijdseizoen was er een relatieve rustperiode van 4 weken. Vervolgens werd er gedurende 12 weken door zowel 800 meter als marathonlopers een basis gelegd met vooral veldlooptraining tot gemiddeld 80 km per week. Daarna werd dat uitgebreid met trainingen op de weg oplopend van 110 tot 160 km per week. Als tussendoortje was er dan 6 weken veel aandacht voor heuveltraining met hellingen van ongeveer 600 meter en tot slot specifieke trainingen op snelheid.

Wie waren de beste atleten uit Nieuw Zeeland die trainden onder Lydiard? Peter Snell werd olympisch kampioen op de 800 meter in 1960 en herhaalde dat in 1964, maar toen won hij ook de titel op de 1500 meter. Verder was hij wereldrecordhouder op de 800 en 1000 meter en de mijl. Een andere olympisch kampioen uit de Lydiardschool was Murray Halberg. Hij werd ook kampioen in 1960, maar dan op de 5000 meter. Eigenlijk een onbekende loper, maar met zijn tijden van 13.35 en 28.33 minuten over 5000 en 10000 meter zou hij nu geen gek figuur slaan.

In de jaren 70 was er ook nog John Walker, die goud won op de OS van 1976 op de 1500 meter. Ook verbeterde hij het WR op de mijl en de 2000 meter. Hij werd echter niet getraind door Lydiard. Minder bekende lopers uit Nieuw Zeeland, maar nog altijd van wereldniveau waren Rod Dixon en Dick Quax. Samen met Walker en nog een vierde man “verbeterden” zij het WR op het ongebruikelijke onderdeel 4 x 1500 meter. Het werd echter niet erkend, omdat er onbedoeld iemand van een ander team als haas had gefungeerd en dat mocht niet.

En dan de Australische lopers. Ook hier moeten we terug naar de jaren 60 en zelfs vroeger. Ron Clarke was de bekendste. In het begin was Ron niet erg ambitieus en lange duurlopen vond hij niets. Zijn trainer Les Perry moest bij duurlopen boven de 8 km bij elke heuvel op hem wachten. Later precies het tegenovergestelde: weken van 200 km waren standaard met in de week ’s ochtends 10 km en ’s avonds 10 tot 16 km op een paardenrenbaan. Op zaterdag een duurloop van 37 km en op zondag 24 km. Later werd het een mix, d.w.z. per week ongeveer 100 km, maar wel meer snelheidswerk op de baan. Ron Clarke verbeterde liefst 18 keer een wereldrecord op afstanden van 2 mijl t/m de uurloop. Zijn 27.39.4 minuten over 10000 meter in 1965 vind ik nog steeds één van de beste prestaties ooit. Dat is bijna 60 jaar geleden, gelopen op een sintelbaan en slechts 13 seconden langzamer dan het huidige NR van Kamiel Maasse. Bij de OS won hij echter slechts een bronzen medaille op de 10000 meter in 1964.

Goud was er wel voor zijn landgenoot Herb Elliott, die in 1960 de titel haalde over 1500 meter. Elliott werd zoals veel van zijn landgenoten getraind door Percy Cerutty, die toen al over een speciaal trainingscentrum beschikte. Cerutty liet bijna alle trainingen uitvoeren in de vrije natuur en zoveel mogelijk op onverharde ondergrond. Hij had ook al aandacht voor voeding en krachttraining. Zo was er om de 2 á 3 weken een heuveltraining, maar in tegenstelling tot de heuveltraining van Lydiard vond deze plaats op een zandduin van 60 meter lang en 27 meter hoog. De atleten moesten full speed naar boven en rustig naar beneden tot het niet meer ging. Herb Elliot kwam een keer tot 42 herhalingen.

En dan waren er nog de marathonlopers Derek Clayton en Rob de Castella. Clayton verbeterde 2 keer het WR en was in 1967 de eerste hardloper onder de 2.10 uur. De Castella won in 1983 de Rotterdam Marathon en werd in datzelfde jaar de eerste wereldkampioen over deze afstand. Maar ook zij wonnen geen olympische medaille. Er komen nog steeds goede lopers uit dit werelddeel, maar ook zij kunnen niet meer wedijveren met de Afrikaanse lopers. Of trainen al die andere hardlopers te wetenschappelijk en moeten we eens terug naar de methodes van o.a. Lydiard en Cerutty.   

1 Comment

  • Niek Flipse on november 5, 2023

    Tsja, die heuveltrainingen. Op basis van de inzichten van Lydiard trainde (heel lang geleden) de zondaggroep van AV56 ook veel in het mulle zand.
    De zandheuvel op het Banjaardstraat (nu voor publiek afgesloten) en het “Pad des doods” door de Zeepeduinen (ooit illegaal als trainingsroute in gebruik genomen door ons) waren daarbij legendarisch.
    Tot mijn toenmalige trainer Cees Koppelaar (inmiddels overleden) mij erop wees dat dat gezwoeg door het mulle zand mijn “looptechniek” alleen maar verder verslechterde.
    Toen maar even een ander accent gaan leggen bij de trainingen ……

Geef Commentaar