EEN ANDERE KIJK OP HARDLOPEN
Deze keer een bijdrage van een gastschrijver te weten Ad Courtin uit Heinkenszand. Ad begon in de jaren 60 met hardlopen en was eerst lid van RKHAV Hulst. Na een onderbreking van ca. 10 jaar wegens rugproblemen werd hij lid van AV’56 en bij zijn heroptreden won hij gelijk de Galgecross in Vlissingen. Hier een overzicht van Ad zijn niveau: 5000 meter in 15.22.6 minuten en 10000 meter in 32.00.5 minuten. Zijn grootste passie lag echter op de weg: 15 km in 48.12 minuten. 10 EM in 51.56 minuten, 20 km in 1.05.34 uur, halve marathon in 1.12.52 uur, marathon in 2.37.14 uur en waarschijnlijk zijn beste prestatie de uurloop op de weg 18516 meter, waarmee hij 6e staat op de Zeeuwse ranglijst allertijden. Op de foto zie je Ad met startnummer 31 tijdens een halve marathon in het centrum van Goes. Hier zijn bijdrage:
Het lezen van het artikel “Een andere kijk op hardlopen” in weekblad de Bode van 2 maanden geleden is voor mij aanleiding daarop te reageren. Omdat ik de atletiek nog slechts van op afstand volg, kan ik helaas geen mening geven waarom het prestatieve hardlopen in Zeeland niet is mee geëvalueerd met de tijd. Vanuit de media kun je wel concluderen dat Jan Roose in dat opzicht terecht opmerkt dat er langzamer gelopen wordt dan in het verleden; dat zie je in de uitslagen/gelopen tijden terug, uitzonderingen daargelaten. Nationaal en internationaal gezien wordt er steeds sneller gelopen en worden nog steeds records verbroken. Komt dat omdat er steeds snellere atleten worden geboren, of misschien omdat de afstanden tekort zijn ingemeten? Dat laatste lijkt me van niet, want meetapparatuur en andere hulpinstrumenten zijn juist wel met hun tijd meegegaan. Het heeft ongetwijfeld te maken met technische ontwikkelingen op het gebied van schoeisel, voeding etc. waarvoor veel studie is gedaan en waardoor eveneens veel progressie op het gebied van trainingsmethodiek en medische begeleiding is geboekt.
Misschien zou je de prestatiecurve van de Zeeuwse atletiek kunnen wijten aan de ontwikkelingen, inherent aan de maatschappij. Het lijkt erop dat op de werkvloer, maar ook in de samenleving steeds meer van iedereen wordt gevraagd, waardoor spanningen en stress toenemen. Misschien komt het daardoor dat de mensen en dus ook de sporters, in hun vrije tijd steeds gemakzuchtiger worden, hetgeen overigens niet geheel onbegrijpelijk is. Het zou ook kunnen dat veel (potentieel goede) atleten om welke reden dan ook voor een andere sport kiezen en daardoor dus uit de atletiek verdwijnen.
Een vergelijking met de ’70 – ’80 jaren van de vorige eeuw laat zien dat er, nu dus 40 á 50 jaar geleden, in Zeeland over het algemeen sneller werd gelopen. Dat in die jaren ook andere sporten hoogtij vierden, lijkt me geen toeval. In het voetbal was Nederland toonaangevend aan de hand van o.a. Cruyff en van Hanegem; in het wielrennen zetten Zoetemelk, Raas en Kuiper de toon. En hoe stond het met de atletiek in Zeeland? Ook hier was er een generatie met Vonk, Schout, Vermeule en Reynierse, die in ieder geval nationale top waren, maar tevens tegen de Europese top aanleunden. Een goede generatie inspireert en zet ook anderen aan om voor die bewuste sport te kiezen. Ik ben er trots op die lichting van dichtbij te hebben meegemaakt, want door hun niveau en prestaties werden ook ik en anderen geprikkeld en aangemoedigd om door keihard te trainen enigszins te kunnen aanpikken. Het peil in Zeeland steeg daardoor naar een hoog niveau, waardoor ook buiten onze provincie Zeeuwse atleten een woordje meespraken.
Zoals reeds opgemerkt, lijkt het me niet alleen maar toeval. Ik denk namelijk dat er meerdere oorzaken aan ten grondslag liggen, die ik wil benoemen.
- Er waren in de periode ’70-’80 minder keuzes op sportgebied en andere vrijetijdsbesteding, waardoor de meeste talenten, op welk gebied dan ook, meer dan tegenwoordig de eigen sport trouw bleven.
- Er waren in die periode in de door mij genoemde sporten lichtingen van supertalenten, die toevallig in die periode samenkwamen. Naast ons nationale voetbal en wielrennen zag je dat ook in de Zeeuwse atletiek.
- Wat opvalt is dat de meesten van de genoemde talenten en dus ook degenen die zich daaraan optrokken, geboren zijn in het begin van de naoorlogse periode. Zij groeiden op in een tijd, onvergelijkbaar met die van nu, waarin niet alles zomaar kon en waarin, vooral lichamelijk, moest worden gewerkt en geknokt om de wederopbouw van na de 2e WO te kunnen realiseren. Er was niet veel en dus kreeg je niet veel. Je was veel buiten, liep en fietste veel, vaak op een oude 2e hands. E-bikes kende je niet; auto’s waren alleen voor de rijken. Een kwestie van leven of dood wil ik het niet noemen, maar er moest wel degelijk worden gewerkt, vaak met het hele gezin. De jeugd, en dus de latere talenten en hun medesporters hadden het over het algemeen niet zo breed en het lijkt er veel op dat door die omstandigheden een goede basis werd gelegd om meer en beter te kunnen afzien dan de sporters uit de hedendaagse tijd. Velen, en dus ook latere toppers, hebben in die tijd geleerd wat nodig is om iets te kunnen bereiken en ook dat niet alles zomaar vanzelfsprekend is. Het ligt misschien daarom wel voor de hand dat die generatie werd gehard en gestimuleerd om door hard te werken (en trainen) iets te bereiken.
Concluderend denk ik dan ook dat de successen van de Zeeuwse atletiek in de jaren ‘60—’70 van de vorige eeuw t.o.v. de huidige prestaties zijn gebaseerd op:
- Het samenkomen van een aantal talenten in die periode.
- De opvoeding van de jeugd in de periode van de wederopbouw van ons land na de WO2.
Op een Wereldoorlog zitten we zeker niet te wachten, maar we zien wel hoopvol uit naar het moment dat een nieuwe talentvolle generatie de atletiek in Zeeland weer op de kaart gaat zetten.
Geen Commentaar