Blog

LOOPWANDELTRAINING

Stukje geschiedenis.

Als je in boekjes iets leest over de lange afstandslopers van ongeveer 100 jaar geleden kom je vooral de namen van Finnen tegen. De naam Paavo Nurmi klinkt sommigen misschien bekend in de oren, maar je had ook Hannes Kolehmainen.

Hoe trainden deze lopers? Zij trainden volgens de methode van de sportleraar Lauri Pihkala. Hij schreef in 1912 het boek “Wegwijzer voor de sporter” en dat was hét handboek voor de Finse lopers uit die tijd. De basis bestond hoofdzakelijk uit lange wandelingen in een stevig tempo. Je kunt dat ook marstempo noemen. Bij dat marcheren legden ze in de eerste periode na de winter wel 30 tot 50 km af. Vanaf mei werd het aantal kilometers teruggeschroefd, maar werden er meer stukken hardgelopen. Bijvoorbeeld elke km een spurtje van 40 á 70 meter en op het eind een paar km echt hardlopen. In de zomer werd het aantal wandelkilometers nog minder en de loopstukken langer.

Dit moet je niet vergelijken met de beginnersschema’s van tegenwoordig met afwisselend wandelen en lopen, want A was de afstand veel langer, B het looptempo hoger en C konden deze lopers al ruim 10 km achter elkaar hardlopen in een behoorlijk tempo. De gewone hardlooptrainingen waren hoofdzakelijk natuurlopen en trainen op de atletiekbaan. Toch bereikten deze lopers met deze training al behoorlijke tijden en dan heb ik het over een 5000 meter binnen de 15 minuten.

Toepassen in onze tijd.

Misschien is het een idee voor al de eigenlijke langzame marathonlopers. Nu lopen ze in de voorbereiding talloze lange langzame duurlopen, waarbij de loopsnelheid waarschijnlijk niet veel hoger is dan bij de wandeltraining van de oude Finnen, maar wel met de kans op blessures en mentale vermoeidheid. Ze moeten dan bij de kortere trainingen wel proberen om echt sneller te lopen. Het wandelen kan dus helpen om sommige blessures te voorkomen en te genezen.   

Ik heb ooit een loper met een voetblessure laten trainen met bewuste of zogezegd lonende wandelpauzes. Dit zorgde ervoor dat zijn voet even ontlast werd en hij na een paar minuten wandelen weer pijnloos verder kon lopen. Zulke pauzes moet je wel plannen en dus niet wachten tot het moment waarop het niet meer gaat. We liepen dan op een bijna onverharde ronde van ongeveer 3 km en na elke 10 minuten, geleidelijk opgevoerd naar 20 minuten, werd er 2 á 3 minuten gewandeld. Zo maakten we ruim 2 uur vol. Natuurlijk nog iets anders dan de Finnen, maar ook veel ultralopers trainden ( misschien nog wel ) op deze manier. Je kunt het ook toepassen bij lange wedstrijden. Daarover een volgende keer meer.  

Mensen die op vakantie gaan in een bergachtig gebied kunnen ook op deze manier trainen. Door de ijle lucht is een gewone training misschien te inspannend en dan is de combinatie bergwandeling met stukjes hardlopen een aardig alternatief. Hoe je dat verdeelt hangt natuurlijk van veel factoren af. Hoe zwaar is het parcours, ben je samen met anderen, loop je met bepakking of in je racetenue, enz. Probeer wel enige regelmaat in zo’n training te brengen en niet het toeval te laten regeren.

Met het ouder worden maakte ik tot afgelopen zomer ook veel gebruik van de loopwandeltraining. Eigenlijk een beetje op de manier van de Waldnielermethode van Ernst van Aaken. Bij mij naast in het park heb ik verschillende relatief korte rondjes ( 300 á 700 meter ). Na 1 ronde wandelde ik 20 tot 50 meter en begon dan weer een volledige ronde te lopen. Het wandelpunt schuift dus steeds op. Bij erg warm weer kan ik een bidon langs het parcours zetten en ik loop bijna helemaal in de schaduw. Als het niet gaat ben ik zo thuis en dat is ook bij slecht weer een voordeel. Je kunt een duurlooptempo aanhouden, maar zo nu en dan een ronde versnellen is ook mogelijk en bij veel lopers zijn met deze training de lichte klachten na een paar weken verdwenen.

Zelf moet ik me nu helaas beperken tot bijna alleen maar wandelen vanwege de problemen met mijn “etalagebeen” of te wel een slechte doorbloeding. Nu is het eerst 10 tot 20 minuten wandelen, dan 10 x 50 á 100 meter hardlopen met dezelfde afstand tussendoor wandelen, weer 5 tot 10 minuten wandelen en dan soms eens 500 meter achter elkaar hardlopen. En vervolgens weer wandelen. Zo ben ik toch een uur bezig en deze “therapietraining” zorgt ervoor dat ik in ieder geval tijdens mijn dagelijkse activiteiten geen last heb van mijn been.

Geen Commentaar

Geef Commentaar