SPRINTEN VOOR BEGINNERS … EN GEVORDERDEN
Bij een atletiekwedstrijd op de baan staan er meestal enkele sprintnummers op het programma. Afstanden van 40 t/m 100 meter, maar die zijn dikwijls afhankelijk van de diverse leeftijden. Atleetjes van 10 jaar mogen nog geen 100 meter lopen bijvoorbeeld.
In de praktijk zien die sprintwedstrijden er tegenwoordig een beetje “schamel” uit. Dikwijls slechts 2 of 3 atleten in de baan, maar daar zijn wel een starter, startcommissaris en 3 of 4 tijdwaarnemers voor nodig. Bovendien is je wedstrijd na 10 tot 15 seconden voorbij en dan is het te hopen dat er die dag nog andere atletiekonderdelen zijn, waar je aan mee kunt doen.
Kan dat niet een beetje aantrekkelijker gemaakt worden en dan vooral voor atleten die alles nog moeten leren en zeker nog niet bij de top behoren. Toen ik in 1964 met atletiek begon deed ik ook regelmatig mee aan de sprint. Bij de C junioren ( nu U 16 ) was dat toen een 80 meter. Bij een wedstrijd in Middelburg moest ik op één middag 3 keer deze afstand lopen: serie – halve finale – finale. Om zo 6 atleten in de finale te krijgen, moeten er natuurlijk wel voldoende deelnemers zijn en dat zie je niet meer. Helaas liepen de afvallers uit de series toen ook maar 1 keer op een middag
Toch is dit de basis voor een ander soort sprintwedstrijden. Vergeet de afstand, startblokken, tijdwaarneming en beperk de categorieën tot vrouwen en mannen/meisjes en jongens. Bij deze wedstrijden gaat het om klassering en vooral dikwijls aan de start komen. Daarom afstanden van ongeveer 50 meter. Dat kan op een atletiekbaan, maar ook op een egaal grasveld, plein of in een sporthal.
Hoe werkt het concreet? Stel er zijn 23 deelnemers. Die verdeel je d.m.v. loting in 5 series. Alleen de winnaars gaan door naar de volgende ronde. De anderen komen in de herkansing. Die herkansing bestaat uit 4 series ( weer d.m.v. loting om voorspelbare uitslagen te voorkomen ) en de 4 winnaars voegen zich bij de andere 5 voor de halve finale.
Alle 14 afvallers strijden daarna in 2 ronden voor de plaatsen 10 t/m 23. Eerst 4 series van 3 of 4 en dan de nummers 4 tegen elkaar, 3 tegen elkaar, enz. De 9 beste sprinters doen hetzelfde voor de plaatsen 1 t/m 9. Eerst 3 halve finales met 3 deelnemers en dan alle nummers 3 tegen elkaar, enz. Zo kan bijna iedereen 4 keer lopen en hebben alleen de winnaars van de series het voordeeltje van iets meer rust.
Afhankelijk van de deelname de indelingen aanpassen. Alles met staande start en geen tijden opnemen. Je hebt alleen een starter en 2 juryleden aankomst nodig. De rustperiode is het moment dat de andere groep loopt. Bij grote deelname kun je ook binnen de groepen vrouwen en mannen nog een verschil maken op basis van leeftijd, bijvoorbeeld t/m 13 en vanaf 14 jaar.
Atletiekclubs kunnen zo’n activiteit ook gebruiken als promotie voor de korte afstanden. Organiseer zoiets bij een wijk – of dorpsfeest, op koningsdag of bij de scholierenatletiek. Maar probeer het eerst met je eigen leden, zodat zij meer belangstelling krijgen voor wedstrijden. Ik zal het goede voorbeeld geven en dit “Sprintfestijn 50 meter” toevoegen aan het programma van de paaswedstrijden op de skeelerbaan op 21 april, mits er op 1 april minimaal 15 deelnemers zijn. Foto: sprinten op een grasbaan in the sixties.
Leuk om te zien
Toen werd er nog gesprint…
Maar eerlijk is eerlijk: geen elektronische tijdwaarneming …
NF